Belastingplan 2017 september

In het onderstaande overzicht staan het concept belastingplan voor 2017 weergegeven.

Inkomstenbelasting

Belastingverhoging en verlenging derde tariefschijf
Het tarief in de tweede en derde belastingschijf in de inkomstenbelasting/ premie volksverzekeringen bedraagt in 2016 40,4%. Het belastbaar inkomen uit box 1 (inkomen uit werk en woning) van de meeste mensen wordt belast tegen dit tarief. Maar als het aan dit kabinet ligt, wordt het tarief in de tweede en derde belastingschijf in 2017 verhoogd naar 40,80%.
Heeft u nu een belastbaar inkomen van meer dan € 66.421? Dan betaalt u over Iedere euro die u meer verdient, 52% belasting in plaats van 40,4%. Volgend jaar gaat deze inkomensgrens verder omhoog. U betaalt dan pas vanaf een belastbaar inkomen van € 67.072 over iedere euro meer 52% inkomstenbelasting.

Verhoging arbeidskorting maar afbouw begint bij lager inkomen
De maximale arbeidskorting bedraagt nu € 3.103. In 2017 wordt deze korting verhoogd naar maximaal € 3.223, maar er wordt dan eerder begonnen met de afbouw van de korting. Dit jaar krijgt u steeds minder arbeidskorting vanaf een arbeidsinkomen van € 34.015. Volgend jaar begint die afbouw al bij een arbeidsinkomen van € 32.444.

Toch verhoging ouderenkorting
In tegenstelling tot eerdere plannen van dit kabinet wordt de ouderenkorting volgend jaar verhoogd tot € 1.292. Dit jaar bedraagt deze korting € 1.187. Om het koopkrachtverlies van gepensioneerden te repareren werd de ouderenkorting in 2016 eenmalig verhoogd, maar daar is nu kennelijk van afgezien.

Ook woning in aanbouw als bouw nog niet is gestart
Bij nieuwbouw is al sprake van een woning in aanbouw vanaf het moment van sluiten van de koop-/aannemingsovereenkomst. Bij een bouwkavel waarbij de bouwkundige werkzaamheden zijn begonnen, is in ieder geval sprake van een woning in aanbouw vanaf 6 maanden voorafgaand aan de start van de bouwwerkzaamheden. In beide gevallen moet de woning in het kalenderjaar of de 3 opvolgende jaren bestemd zijn als hoofdverblijf. Dit is van belang voor het recht op renteaftrek voor een eigenwoningschuld voor een woning in aanbouw. Deze goedkeuring wordt per 1 januari 2017 in wetgeving omgezet.

Rentemiddeling: aftrek boeterente wettelijk geregeld
Sinds eind november 2015 wordt op grond van een goedkeuring de boeterente aangemerkt als rente van schulden en niet meer als kosten van geldleningen. Bent u met uw bank rentemiddeling overeengekomen voor de resterende rentevastperiode van uw hypotheek? In dat geval kunt u op grond van die goedkeuring de opslag voor boeterente in aftrek brengen op uw box-1- inkomen. Oók als de aanslag al onherroepelijk vaststaat. U dient daarvoor een verzoek om ambtshalve vermindering in binnen vijf jaar na het einde van het kalenderjaar waarop de aanslag betrekking heeft. Ook deze goedkeuring wordt nu omgezet in wetgeving.

Renteaftrek voor vruchtgebruiker krachtens erfrecht
Sinds 1 januari 2013 kan de eigenwoningrente alleen worden afgetrokken als de eigenwoningschuld een schuld is van de belastingplichtige. Als de volle eigendom van een woning krachtens erfrecht is gesplitst in een vruchtgebruik (vaak de langstlevende ouder) en een blote eigendom (vaak de kinderen), is de eigenwoningschuld die de erflater is aangegaan een schuld van de bloot eigenaar. Zonder nadere regelgeving zou de vruchtgebruiker dus geen renteaftrek hebben, hoewel hij/zij wel de rente betaalt. Door een goedkeuring is dit echter – onder voorwaarden – toch mogelijk. Deze goedkeuring is omgezet in een wettelijke regeling. Ook daaraan zijn wel voorwaarden verbonden.

Schulden waarop krachtens erfrecht vruchtgebruik rust bij vruchtgebruiker in box 3
Goederen waarop een vruchtgebruik rust, worden in box 3 voor de blooteigendomswaarde belast bij de bloot eigenaar en voor de waarde van het vruchtgebruik bij de vruchtgebruiker. Maar behoren de goederen tot een nalatenschap waarop krachtens erfrecht een vruchtgebruik rust, dan worden de goederen volledig bij de vruchtgebruiker (vaak de langstlevende ouder) in box 3 belast. De bloot eigenaar (vaak het kind) geeft dan niets aan in box 3. Deze regeling geldt echter alleen voor de bezittingen en niet voor de schulden. Tot een nalatenschap waarop krachtens erfrecht een vruchtgebruik rust, kunnen echter ook schulden behoren. Deze schulden maken dan deel uit van een zogenoemde algemeenheid waarop een vruchtgebruik rust. De bezittingen van een algemeenheid worden dan geheel in box 3 belast bij de vruchtgebruiker, maar de schulden worden voor de blooteigendomswaarde belast bij de bloot eigenaar en voor de waarde van het vruchtgebruik bij de vruchtgebruiker. Hoewel de vruchtgebruiker alle rente over de schulden betaalt, kan zij/hij toch slechts de waarde van het vruchtgebruik in mindering brengen in box 3. Om deze ongewenste situatie weg te nemen, worden vanaf 1 januari 2017 de schulden die deel uitmaken van een algemeenheid waarop krachtens erfrecht een vruchtgebruik rust, volledig bij de vruchtgebruiker in aanmerking genomen.

Minimumlooptijden blijven buiten toepassing
Het aantal echtscheidingen neemt toe. Dat geldt ook voor het aantal gevallen waarin mensen met een restschuld blijven zitten, nadat hun huis dan eindelijk toch is verkocht. Ook blijkt dat steeds meer mensen een beroep moeten doen op een vorm van schuldhulpverlening. Wellicht bevindt ook u zich in een of meerdere van deze situaties. Heeft u een kapitaalverzekering eigen woning (KEW) of een spaarrekening eigen woning (SEW) of een beleggingsrecht eigen woning (BEW) of een box-3-kapitaalverzekering van vóór 1 januari 2001? In dat geval kunt u bij uitkering gebruikmaken van een vrijstelling als u ten minste 15 of 20 jaar premie/inleg heeft betaald. Kunt u echter niet anders dan tot afkoop overgaan of moet u tot verkoop van de woning overgaan en verhuist u naar een huurwoning? Dan kunt u de vrijstelling ook benutten als u niet aan de minimumlooptijden van 15 (lage vrijstelling) en 20 jaar (hoge vrijstelling) voldoet.

Afschaffing aftrek scholingsuitgaven
U kunt nu nog onder voorwaarden scholingsuitgaven in aftrek brengen in uw aangifte voor de inkomstenbelasting. Vanaf 2018 wordt deze aftrek afgeschaft. Daarvoor in de plaats komt er een nieuwe niet-fiscale uitgavenregeling in de vorm van scholingsvouchers. Die vouchers zijn vooral bedoeld voor mensen die uit zichzelf niet snel scholing volgen, maar waarvan het maatschappelijk belang van scholingsdeelname groot is.

Afschaffing aftrek uitgaven monumenten
De onderhoudskosten voor monumentenpanden zijn aftrekbaar tot 80%. Dit geldt zowel voor monumentenpanden die u als eigen woning in gebruik heeft als voor box-3-panden. Vanaf 1 januari 2017 vervalt deze aftrek. Er komt in 2017 en 2018 wel een overgangsregeling die is bedoeld voor eigenaren van rijksmonumenten die al onomkeerbare financiële verplichtingen zijn aangegaan. Vanaf 2019 komt er een ander niet-fiscaal financieringsstelsel voor monumentenzorg dat niet door de Belastingdienst wordt uitgevoerd.

Minder mogelijkheden met een vrijgestelde beleggingsinstelling (vbi)
Beleggingen in een vrijgestelde beleggingsinstelling (vbi) zijn vrijgesteld van vennootschapsbelasting. Tot Prinsjesdag 15.15 uur kon u een aanmerkelijk belangclaim zonder belastingheffing doorschuiven naar een vbi. Daarvoor is nu een stokje gestoken. Voortaan moet u in box 2 afrekenen over een aanmerkelijk belangclaim als het lichaam waarin u een aanmerkelijk belang heeft, de vbi-status verkrijgt.

Box-3-vermogen naar een box-2-vbi
Brengt u box -3-vermogen onder in een vbi waarin u een aanmerkelijk belang heeft, dan wordt dit niet alleen belast in box 2, maar blijft dit vermogen ook belast in box 3 als dit binnen 18 maanden weer terugkomt in box 3. Zo wordt de zogenoemde flits-vbi tegengegaan. U krijgt wel de mogelijkheid om deze dubbele heffing te voorkomen door aan te tonen dat er een zakelijk reden was om het vermogen binnen 18 maanden weer terug te halen naar box 3.

Koppeling percentage rendement vbi aan percentage hoogste schijf in box 3
Het percentage van het forfaitair rendement uit een vbi wordt automatisch gekoppeld aan het voor dat jaar geldende percentage van de hoogste schijf in box 3.

Loonheffing

Geen jaarloonuitvraag meer
De Belastingdienst kan bij ontbrekende of onjuiste aangiftegegevens na afloop van het kalenderjaar bij u als werkgever de jaarloongegevens van uw werknemers opvragen. De loonaangifteketen is echter zowel bij u als bij de Belastingdienst en het UWV zo veel verbeterd dat de jaarloonuitvraag niet meer nodig is en wordt afgeschaft per 1 januari 2017.

Lager gebruikelijk loon voor innovatieve start-up
Bent u een innovatieve start-up en voert u uw onderneming uit in een BV? In dat geval kunt u uw gebruikelijk loon in de eerste drie jaar op ten hoogste het minimumloon stellen. Dat is veel lager dan de ondergrens die een DGA normaliter ten minste moet aanhouden voor zijn loon. U komt voor de lage gebruikloonregeling in aanmerking als u beschikt over een S&O-verklaring voor starters. Die is verkrijgbaar bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO).

Werkgevers- en werknemerslasten Zorgverzekeringswet
U gaat als werkgever volgend jaar minder werkgeversheffing Zorgverzekeringswet (Zvw) betalen. Het percentage gaat van 6,75% naar 6,65% van het loon. Het maximum bijdrageloon gaat in 2017 omhoog van € 52.765 naar € 53.697. Het percentage voor de inkomensafhankelijke werknemersbijdrage Zvw gaat van 5,5% omlaag naar 5,4%.

Vennootschapsbelasting

Minder vennootschapsbelasting betalen
U gaat minder vennootschapsbelasting betalen. De eerste schijf van de vennootschapsbelasting van 20% wordt namelijk in 2018 verlengd van € 200.000 naar € 250.000, in 2020 naar € 300.000 en in 2021 naar € 350.000. Winsten boven deze bedragen blijven belast tegen 25%.

Later verzoeken om belastingplicht Vpb
Een stichting of vereniging met beperkte winstgevende ondernemingsactiviteiten zijn in beginsel vrijgesteld van vennootschapsbelasting. Als het echter voor hen voordeliger is om toch belastingplichtig te zijn voor de vennootschapsbelasting, kunnen zij daar om verzoeken binnen zes maanden na het eind van het jaar. Die termijn blijkt in de praktijk echter te kort te zijn. Daarom wordt voorgesteld deze termijn te verlengen door te bepalen dat het verzoek uiterlijk gelijktijdig met het indienen van de aangifte wordt gedaan.

Omzetbelasting

Nieuwe regeling btw-teruggaaf bij oninbare vorderingen
U kunt de btw op oninbare vorderingen onder de huidige regelgeving niet via de reguliere btw-aangifte terugvragen. Heeft u de btw toch teruggevraagd (en gekregen) via de reguliere btw-aangifte? In dat geval mag de inspecteur deze btw bij u naheffen. De wettelijke regeling verplicht u om de btw op oninbare vorderingen via een apart teruggaafverzoek te doen. Hierin komt vanaf 1 januari 2017 verandering. Voorgesteld wordt dat u de afgedragen btw die 1 jaar na de opeisbaarheid niet is betaald door uw afnemer, in mindering mag brengen in uw reguliere btw-aangifte. De afnemer moet de afgetrokken – maar niet betaalde – btw na een jaar corrigeren. Krijgt u de vordering na een jaar toch betaald, dan wordt u de btw weer verschuldigd. Voor bestaande vorderingen begint op 1 januari 2017 de 1-jaarstermijn te lopen.

Let op
Heeft u de vordering overgedragen aan een andere ondernemer, dan treedt deze in uw plaats voor de toepassing van de teruggaafregeling. Hij/zij moet dan wel een apart teruggaafverzoek doen.

Eerder een btw-belast bouwterrein
Een kavel grond is op grond van Europese btw-regels eerder een bouwterrein dan op grond van de Nederlandse btw-regels. Als een perceel grond een bouwterrein is, dan is de levering van rechtswege belast met btw en bent u geen overdrachtsbelasting (OVB) verschuldigd. Vanaf 1 januari 2017 worden de Nederlandse btw-regels aangepast aan de Europese btw-regels. In de nieuwe wetgeving is er al sprake van een bouwterrein als ‘onbebouwde grond die kennelijk is bestemd om te worden bebouwd met een of meer gebouwen’ wordt geleverd. Daarnaast wordt onder voorwaarden het toepassingsbereik van de samenloopvrijstelling met terugwerkende kracht tot 17 december 2015 verruimd.

Let op
Heeft u er belang bij dat de geleverde grond wordt aangemerkt als bouwterrein en dus belast is met btw? Weet dan dat u met terugwerkende kracht tot 17 december 2015 kunt verzoeken om teruggaaf of vermindering van de OVB als de voldoening op aangifte of de naheffingsaanslag op of na deze datum onherroepelijk is komen vast te staan.

Wijziging btw-vrijstelling voor watersportorganisaties
Twee Nederlandse btw-vrijstellingen voor de verhuur van lig- en bergplaatsen door niet- winstbeogende watersportorganisaties zijn in strijd met de Europese btw-regels en worden daarom per 1 januari 2017 aangepast. Zo geldt de vrijstelling ook voor deze sportorganisaties als zij voor hun dienstverlening (ook) gebruikmaken van werknemers. De vrijstelling wordt echter beperkt tot de verhuur van lig- en bergplaatsen voor vaartuigen die worden gebruikt voor sportactiviteiten.

Pensioen en lijfrente

Afschaffing pensioen in eigen beheer
Als het aan het kabinet ligt wordt het pensioen in eigen beheer met ingang van 1 januari 2017 afgeschaft. U kunt uw pensioen in eigen beheer dan niet meer verder opbouwen. U krijgt wel drie jaar de gelegenheid om uw pensioen af te kopen. Bij afkoop in 2017 geldt een korting op de grondslag (de fiscale waarde van het opgebouwde pensioen eind 2015) van 34,5%. In 2018 is de korting 25% en in 2019 19,5%. Over het resterend bedrag moet loonbelasting worden betaald, maar geen revisierente. Wordt niet afgekocht, dan kunt u overstappen op een spaarvariant.

Spaarvariant
Bij de spaarvariant zet u uw pensioenrechten tegen de fiscale waarde om in een spaarreserve in eigen beheer. Na de omzetting kunt u dan geen pensioen meer opbouwen. De reserve groeit dan alleen nog aan door rentebijschrijving. U krijgt dan vanaf uw pensioendatum uitkeringen uit de spaarreserve.

Geen toestemming partner
Voor zowel de afkoopvariant als voor de spaarvariant geldt als voorwaarde dat de partner van de DGA moet instemmen met de omzetting. Stemt de partner niet in met de afkoop of met de overstap naar de spaarvariant? Dan worden de eigenbeheeraanspraken bevroren. Deze problematiek speelt met name bij echtscheiding. De partner zal wellicht niet snel instemmen met afkoop omdat zijn/haar pensioenrechten daardoor verminderen. Hij/zij zal daarvoor gecompenseerd willen worden. Kiest de DGA voor omzetting in de spaarvariant, dan heeft de partner geen pensioenrechten meer omdat de spaarreserve niet wordt gezien als een pensioenaanspraak die bij scheiding moet worden verdeeld.

Niet meer doorwerken om pensioen uit te stellen
In uw pensioenregeling staat wanneer u met pensioen gaat. Dat kan eerder zijn dan het moment waarop u uw AOW krijgt. In een pensioenregeling is bijvoorbeeld de pensioeningangsleeftijd 65 jaar, terwijl u later AOW krijgt. Onder de huidige regelgeving kunt u de ingangsdatum van uw pensioen alleen uitstellen als u blijft doorwerken. Hierin komt verandering per 1 januari 2017. Dan vervalt de doorwerkvereiste. U kunt dan ook uw pensioen uitstellen – bijvoorbeeld tot aan de datum waarop u uw AOW-leeftijd bereikt – zonder dat u doorwerkt.

Maximum pensioenopbouw vervalt
Tegelijk met de vorige maatregel vervalt ook de eis dat u niet meer pensioen (inclusief AOW) mag opbouwen dan 100% van uw laatstverdiende loon. Dit geldt ook voor de hiervan afgeleide grenzen voor het partnerpensioen en het wezenpensioen.

Sociale zekerheid en arbeidsrecht

Minimum(jeugd)loon stapsgewijs omhoog
Een 22-jarige werknemer heeft vanaf 1 juli volgend jaar recht op het volledige minimumloon. In 2019 geldt dit voor een werknemer van 21 jaar. Daarnaast wordt het minimumloon voor werknemers van 18 tot en met 21 jaar verhoogd.
Als meer dan 40 uur per week wordt gewerkt moet de werknemer voor het meerwerk worden betaald. Hij/zij heeft dan dus evenredig meer recht op het wettelijk minimumloon. Verder mag aan een werknemer nog wel een stukloon worden betaald, maar ook dat moet ten minste het wettelijk minimumloon bedragen.

Tips, actie- en aandachtspunten najaar 2016

Tips, actie- en aandachtspunten voor alle ondernemers

Voorkom naheffing in transitieperiode tot 1 mei 2017
Opdrachtgevers en zzp’ers krijgen van de Belastingdienst tot 1 mei 2017 de tijd om te bepalen of het nodig is om met een modelovereenkomst te werken. U heeft in deze periode wel een inspanningsverplichting; u moet beiden actief bezig zijn om de arbeidsrelatie zodanig vorm te geven dat de zzp’er niet in loondienst werkt. Bijvoorbeeld door aantoonbaar met elkaar in gesprek te zijn over het gebruik van een modelovereenkomst en over eventuele aanpassingen in de werkwijze die daarvoor nodig zijn. De Belastingdienst zal in dat geval niet naheffen gedurende deze transitieperiode.

Check uw modelovereenkomst op een onjuist verhaalverbod
De Belastingdienst heeft overeenkomsten goedgekeurd waarin staat dat de opdrachtnemer de opdrachtgever vrijwaart voor eventuele boetes of naheffingen van de Belastingdienst. Een opdrachtgever mag de loonheffing verhalen, maar de premies werknemersverzekeringen en de werkgeversheffing Zvw niet. Een dergelijk verhaalbeding in een overeenkomst is nietig. Sterker nog, als de opdrachtgever de premies toch verhaalt, krijgt hij een gevangenisstraf of een geldboete.

Tip
Controleer daarom in uw modelovereenkomst of er een verhaalverbod is opgenomen en zo ja, of die juist is geformuleerd. Zo niet, pas het verbod dan aan.

Meer tijd voor voorbereidingen op verbod inhoudingen op het minimumloon
De inwerkingtreding van het verbod op inhoudingen op het minimumloon is uitgesteld tot 1 januari 2017. Dit geeft u als werkgever meer tijd om u voor te bereiden. Bijvoorbeeld om te voldoen aan de voorwaarden die verbonden zijn aan de uitzonderingen op het verbod die inmiddels zijn bekendgemaakt. Het gaat om huisvestingskosten en zorgverzekeringspremie.

Huisvestingskosten
Met een schriftelijke machtiging van de werknemer mag u de kosten voor huisvesting op het uit te betalen minimumloon inhouden tot een maximum van 25% van het minimumloon. Onder de huisvestingskosten vallen de huurprijs, de kosten voor nutsvoorzieningen (als er sprake is van een individuele meter) en de servicekosten. De verhuurder moet een woningbouwvereniging zijn of beschikken over een huisvestingkeurmerk conform de cao zoals het SNF-certificaat uit de ABU-cao.

Zorgverzekering
Eveneens met een schriftelijke machtiging van de werknemer mag u de kosten voor de zorgverzekering op het uit te betalen minimumloon inhouden tot maximaal het bedrag van de gemiddelde nominale premie die een verzekerde voor de zorgverzekering betaalt. Voor 2016 is dat € 103,58 per maand.

Uitgebreide uitzondering voor werknemers met arbeidsbeperking
Voor arbeidsbeperkte werknemers kunt u, na een schriftelijke machtiging, namens de werknemer uit het te betalen minimumloon betalingen doen ter zake van de huur, kosten van nutsvoorzieningen, premie zorgverzekering, lokale heffingen (o.a. rioolheffing, ozb en waterschapsbelasting).

Einde kopie ID-bewijzen opdrachtnemers
Sinds 1 mei jl. is de Verklaring arbeidsrelatie afgeschaft. Daarmee is ook een einde gekomen aan de wettelijke plicht een kopie van het identiteitsbewijs van de opdrachtnemer te bewaren. Omdat het bewaren van een ID-bewijs van uw opdrachtnemers niet meer wettelijk verplicht is, mag u ook geen kopie of scan meer maken en in uw administratie opnemen. Dat geldt overigens ook voor uitzendkrachten die u inzet. Om de identiteit van de uitzendkracht te kunnen aantonen kunt u wel de volgende gegevens opnemen in uw administratie:
• naw-gegevens;
• geboortedatum;
• BSN;
• nationaliteit;
• soort, nummer en geldigheidsduur van het ID-bewijs;
• specificatie gewerkte uren;
• naam, adres en woonplaats van het uitzendbureau;
• (eventueel) verblijfs- of tewerkstellingsvergunning.

Tip
Er geldt nog wel steeds een wettelijke plicht voor werkgevers om een kopie te bewaren van een – ten tijde van de indiensttreding – geldig identiteitsbewijs van de werknemer. De aard van de arbeidsrelatie is dus van belang. Blijkt een vermeende zzp’er toch een werknemer te zijn, dan moet u over een kopie van een geldig ID-bewijs beschikken om aan het anoniementarief (52% loonbelasting zonder toepassing van de loonheffingskorting en gemaximeerd premieloon voor de werknemersverzekeringen en werkgeversheffing Zvw) te ontkomen. Maar die kopie heeft u waarschijnlijk niet. U dacht immers dat de opdrachtnemer een zzp’er was, waarvoor de bewaarplicht van een ID-bewijs niet meer verplicht is. Weliswaar heeft de staatssecretaris toegezegd dat in dit soort situaties niet zal worden nageheven met toepassing van het anoniementarief, maar voorkomen is beter dan genezen. Zorg daarom dat u de aard van de arbeidsrelatie vooraf goed laat beoordelen.

Bijtellingscategorieën auto van de zaak in 2017 verder aangescherpt
Volgend jaar worden de bijtellingscategorieën voor de (lease)auto van de zaak verder aangescherpt. Dat staat in het wetsvoorstel Autobrief 2.0 dat op 5 juli jl. is aangenomen door de Eerste Kamer. Er bestaan vanaf 2017 nog slechts twee bijtellingscategorieën van 4% voor nul-emissieauto’s en 22% voor alle andere auto’s van de zaak. Deze bijtellingspercentages gelden voor nieuwe auto’s waarvan het kenteken op of na 1 januari 2017 voor het eerst op naam is gesteld.

De bijtelling voor het privégebruik van de nul-emissieauto van de zaak blijft 4% tot en met 2018. Vanaf 2019 wordt het bijtellingspercentage voor de nul-emissieauto met een catalogusprijs van € 50.000 of meer 22%, tenzij de auto uitsluitend op waterstof rijdt. Dit hogere percentage is van toepassing op het meerdere boven € 50.000.

Een voorbeeld ter verduidelijking:
De bijtelling voor een nieuwe elektrische auto van bijvoorbeeld € 80.000 bedraagt vanaf 2019 € 8.600, namelijk 4% bijtelling over € 50.000 is € 2.000 plus 22% over € 30.000 is € 6.600. Dit is 10,75% van de cataloguswaarde.

Overgangsrecht met mogelijkheden
Rijdt u in een (zeer) zuinige (bestel)auto van de zaak? In dat geval heeft u een bijtelling wegens het privégebruik van 0%, 4%, 7%, 14%, 15%, 20% of 21%, afhankelijk van de CO2-uitstoot van uw (bestel)auto. U kun gedurende maximaal 60 maanden (vanaf de 1e tenaamstelling) het bestaande bijtellingspercentage behouden. Dit staat in overgangsecht dat voor de meeste berijders gunstig uitpakt. Heeft u met uw huidige auto van de zaak een groot deel van de 60-maandentermijn nog niet benut, dan is het meestal voordeliger om deze termijn van maximaal 60 maanden eerst uit te rijden, voordat u overgaat tot vervanging van de auto, tenzij u overgaat van een (zeer) zuinige auto naar een nul-emissieauto.

Uw (lease)contract loopt bijna af
Loopt het (lease)contract van uw huidige auto bijna af, dan kan vervanging in 2016 van de huidige (lease)auto toch zinvol zijn. U krijgt dan voor de nieuwe auto weliswaar een hogere bijtelling van 4%, 15% of 21% dan u nu heeft (tenzij u in een nog zuiniger auto gaat rijden dan u nu rijdt). Maar doordat u die bijtelling dan weer 60 maanden mag behouden, kan dit toch voordeliger zijn dan dat u na 1 januari 2017 uw auto vervangt. De bijtellingspercentages zijn dan immers hoger dan in 2016.

Niet gunstig voor onzuinige auto’s
Het overgangsrecht pakt niet gunstig uit als u in een auto rijdt, waarvoor een bijtelling van 25% geldt. Per 1 januari 2017 gaat het algemene bijtellingspercentage voor het privégebruik van een auto van de zaak van 25% naar 22%, maar dit geldt niet voor de auto’s van de zaak met een bijtelling van 25% die al eerder voor het eerst te naam zijn gesteld in het kentekenregister. Zij behouden de resterende looptijd van 60 maanden (vanaf de 1e tenaamstelling) nog het hogere bijtellingspercentage van 25%. Wilt u na 1 januari 2017 niet (per se) in een milieuvriendelijke auto rijden maar wel een lagere bijtelling, dan zult u uw huidige auto na 1 januari 2017 zo snel mogelijk moeten vervangen. Voor deze auto geldt dan een bijtellingspercentage van 22%.

Eigenrisicodrager worden of in het publiek bestel blijven?
Jaarlijks vragen werkgevers zich in september af: moet ik voor het volgende jaar wel of niet eigenrisicodrager worden of blijven voor de uitkeringen krachtens de Ziektewet (ZW) of de regeling Werkhervatting gedeeltelijk arbeidsgeschikten (WGA)? Of is terugkeer naar ‒ of blijven bij ‒ het UWV voordeliger? Het antwoord op die vraag is met name afhankelijk van een vergelijking tussen de publieke en private premies voor 2017. Het UWV heeft op 1 september jl. de cijfers gepubliceerd waaruit de publieke premies voor 2017 kunnen worden vastgesteld.

Let op
De grondslagen voor de private en publieke verzekeringen ZW en WGA zijn vanaf 1 juli 2015 voor (middel)grote werkgevers vrijwel gelijkgetrokken. Daardoor gaat u bij een voorgenomen overstap van een private naar een publieke verzekering vanaf het jaar 2017 mogelijk meer premie betalen dan nu.

Tip
U kunt de nieuwe publieke premies voor 2017 vaststellen uit de door het UWV gepubliceerde cijfers. De premie Werkhervattingskas kunt u berekenen via de premiewijzer op uwv.nl. Vervolgens kunt u de publieke premie vergelijken met de bestaande private premie, indien u in 2016 eigenrisicodrager bent. Óf u kunt een offerte opvragen voor een private premie bij een verzekeraar. Zo kunt u vervolgens besluiten of de bestaande verzekering moet worden gewijzigd voor 1 oktober 2016 als u per 1 januari 2017 wilt overstappen.

Let op
Bent u nu alleen eigenrisicodrager voor de WGA, dan bent u dat alleen voor uw vaste werknemers. Heeft u ook flexibele werknemers in dienst, dan moet u ook voor hen eigenrisicodrager voor de WGA worden om vanaf 1 januari 2017 eigenrisicodrager voor de WGA te kunnen blijven. U moet dan sowieso actie ondernemen. U heeft daarvoor tot en met 31 december 2016 de tijd. Wilt u ook voor het ZW-risico eigenrisicodrager worden, dan heeft u uiterlijk tot en met 1 oktober 2016 om de aanvraag in te dienen. Heeft u inmiddels meer zieken en/of arbeidsongeschikte werknemers gekregen, dan kan het verstandig zijn om op de publieke verzekering over te gaan. Ook daarvoor heeft u uiterlijk tot met 1 oktober 2016 de tijd.

Verzoek tijdig om teruggaaf buitenlandse btw
Bent u btw-ondernemer en heeft u ondernemers in een andere EU-lidstaat die aan u in 2015 buitenlandse btw in rekening hebben gebracht? Die btw kunt u terugvragen via de Belastingdienst. Hiervoor moet worden ingelogd op een speciale website. Zodra het teruggaafverzoek is ingediend, stuurt de Belastingdienst dit verzoek binnen 15 dagen door naar de belastingdienst van het EU-land waar de btw wordt teruggevraagd. Duurt dit langer, dan maakt u mogelijk aanspraak op coulancerente. De teruggaafverzoeken moeten uiterlijk op 30 september 2016 zijn ingediend. Uitstel is niet mogelijk.

Tips, actie- en aandachtspunten voor ondernemers met BV

Betrek uw partner bij keuze afkoopvariant of spaarvariant pension eigen beheer
Voor zowel de afkoopvariant als voor de spaarvariant geldt als voorwaarde dat de partner van de DGA moet instemmen met de omzetting. Stemt de partner niet in met de afkoop of met de overstap naar de spaarvariant? In dat geval worden de eigenbeheeraanspraken bevroren. Deze problematiek speelt met name bij echtscheiding. De partner zal wellicht niet snel instemmen met afkoop omdat zijn/haar pensioenrechten daardoor verminderen. Hij/zij zal daarvoor gecompenseerd willen worden. Het is daarom verstandig om uw partner te betrekken bij de keuze die u wilt maken ten aanzien van uw pensioen in eigen beheer.

Tips, actie- en aandachtspunten voor alle belastingbetalers

Vraag tijdig voorlopige aanslag aan en betaal minder box-3-belasting
Bepaalde belastingschulden komen niet in mindering op de rendementsgrondslag van box 3. U kunt hieraan ontkomen door de inspecteur te verzoeken een voorlopige aanslag op te leggen en deze voor het einde van het jaar te betalen. Door de betaling van het bedrag van de aanslag vermindert uw banktegoed en dus de grondslag van box 3. Legt de inspecteur echter de aanslag niet tijdig op, dan kunt u niet tijdig betalen en dus kunt u de belastingschuld niet in aanmerking nemen in box 3.

Tegemoetkoming
U kunt echter gebruikmaken van een tegemoetkoming. Als u vóór 1 oktober 2016 schriftelijk om een (nadere) voorlopige aanslag verzoekt (of door uw adviseur laat verzoeken), mag u de desbetreffende belastingschuld al per 1 januari 2017 als betaald beschouwen bij de berekening van de grondslag van box 3.

Bijtellingscategorieën auto van de zaak in 2017 verder aangescherpt
Rijdt u in een (zeer) zuinige (bestel)auto van de zaak? In dat geval heeft u een bijtelling wegens het privégebruik van 0%, 4%, 7%, 14%, 15%, 20% of 21%, afhankelijk van de CO2-uitstoot van uw (bestel)auto. Vanaf 2017 zijn er nog maar twee bijtellingscategorieën: 4% voor de nul-emissieauto en 22% voor alle andere auto’s. Er is echter overgangsrecht waardoor u maximaal nog 60 maanden het huidige bijtellingspercentage van auto van houden.

Laatste keer tijdig melden gegevens eigenwoninglening bij familie of BV
Heeft u in 2015 een woning gekocht met een lening van uw ouders of van uw eigen BV? In dat geval kunt u de rente alleen in aftrek brengen op uw box-1-inkomen als u de gegevens over die lening tijdig meldt bij de Belastingdienst. Dat kan bij de aangifte IB 2015, maar moet uiterlijk zijn gedaan op 31 december 2016. Wordt de aangifte IB 2015 dus pas na 31 december 2016 ingediend, dan moet u de melding dus al uiterlijk voor het einde van dit jaar hebben gedaan. Bij een niet-tijdige melding vervalt de renteaftrek over 2015. Deze sanctie vervalt vanaf het aangiftejaar 2016. Vanaf dat belastingjaar hoeft u deze informatie alleen nog in de IB-aangifte te vermelden.

Let op
Deze meldplicht geldt alleen voor leningen die op of na 1 januari 2013 zijn aangegaan en waarop u jaarlijks verplicht annuïtair moet aflossen. U hoeft dus geen gegevens te vermelden van een op 31 december 2012 bestaande lening. Dat geldt ook als na 1 januari 2013 de rente van deze lening is of wordt gewijzigd of de lening is overgesloten.

Let op uiterste bestedingsdatum tijdelijk verhoogde schenkingsvrijstelling eigen woning
Tussen oktober 2013 en 1 januari 2015 werd de eenmalige extra verhoogde schenkingsvrijstelling voor de eigen woning verhoogd naar € 100.000. Deze extra verhoogde schenkingsvrijstelling kon – onder voorwaarden – ook worden gebruikt voor de verbouwing of het onderhoud van een eigen woning van de begiftigde. Zo moest de woning die wordt verbouwd, in 2014 een eigen woning zijn van de begunstigde. Een andere voorwaarde ziet op de uiterste bestedingsdatum van de schenking. De schenking moet uiterlijk op 31 december 2016 aan de verbouwing/ het onderhoud zijn besteed. Zorg dat u hieraan voldoet.

Belastingvrij schenken in 2016 of juist daarna
Vanaf volgend jaar kunt u meer belastingvrij schenken voor de eigen woning. De vrijstelling wordt dan immers permanent verhoogd naar € 100.000. De begunstigde moet dan wel tussen 18 en 40 jaar oud zijn. De vraag is of u nog dit jaar in actie moet komen om vanaf volgend jaar optimaal van de verhoogde vrijstelling te kunnen profiteren. Die vraag is niet eenvoudig te beantwoorden en hangt vooral samen met de (verhoogde) vrijgestelde schenkingen die u in het verleden al heeft ontvangen. Zo is er geen verhoogde vrijstelling meer als in de periode 2010-2014 al gebruik is gemaakt van een verhoogde vrijstelling.

Nog schenken in 2016
Heeft u vóór 2010 aan uw kind een schenking gedaan met toepassing van een verhoging en wilt u ná 2016 zoveel mogelijk vrijgesteld aanvullen? In dat geval raden wij u aan om nog dit jaar een vrijgestelde schenking voor de eigen woning te doen aan uw kind van maximaal € 27.570. U kunt dan in 2017 en/of 2018 nog een belastingvrije aanvulling doen van € 46.612. Zonder de schenking in 2016 kunt u in 2017 en 2018 slechts € 27.567 belastingvrij aanvullend schenken voor de eigen woning.

Nog nooit een verhoogde vrijstelling benut
Heeft uw kind nog nooit gebruik gemaakt van een verhoging, dan kunt u dit jaar nog € 53.016 belastingvrij schenken voor de eigen woning. Dit kan in 2017 en 2018 met € 46.612 aangevuld worden. De totale belastingvrije schenking bedraagt dan € 99.628.
Schenkt u in 2016 minder dan de maximum vrijstelling van € 53.016, dan wordt de maximaal haalbare vrijstelling voor een schenking voor de eigen woning lager. Schenkt u bijvoorbeeld in 2016 € 30.000 voor de eigen woning, dan kunt u in 2017 nog maximaal € 46.612 vrijgesteld aanvullen, waardoor de totale vrijstelling slechts € 76.612 bedraagt.

Anticiperen op de gewijzigde box 3
Volgens jaar wordt uw vermogen in box 3 anders belast. Zo wordt het heffingsvrij vermogen in box 3 verhoogd naar € 25.000 per belastingplichtige. Daarnaast wordt het fictieve rendement van 4% vervangen door een staffel van jaarlijks veranderende fictieve rendementen. Voor het jaar 2017 wordt het fictief rendement 2,9% tot een vermogen van € 100.000 (per belastingplichtige), tussen € 100.000 en € 1 miljoen 4,7% en daarboven 5,5%. Voor grote vermogens betekent dit dus een lastenverzwaring. Het is daarom zinvol om te kijken of er alternatieven zijn. Zo kunt misschien beter uw eigenwoningschuld aflossen, of uw vermogen overbrengen naar een open of besloten fonds voor gemene rekening of misschien wel naar een BV? Het is de moeite waard om dit eens door uw adviseur te laten uitzoeken.

Onlangs in werking getreden wet- en regelgeving

Erfgenamen beter beschermd
Bent u erfgenaam, dan kunt u een nalatenschap zuiver of beneficiair aanvaarden. In het laatste geval bent u alleen met het geërfde vermogen aansprakelijk voor schulden van de nalatenschap. Bij zuivere aanvaarding bent u dat ook met uw privévermogen. Tot 1 september 2016 kon u al onbewust zuiver aanvaarden doordat u spullen van de erflater meenam of een schuld van de erflater erkende. De regeling voor zuivere aanvaarding is nu zo aangepast dat daarvan pas sprake is als u goederen van de nalatenschap verkoopt of op andere wijze onttrekt aan eventuele schuldeisers. Ook is er nu een uitzonderingsclausule mogelijk die uw privévermogen beschermt tegen onverwachte schulden van de nalatenschap. U kunt op grond van deze clausule de kantonrechter verzoeken om bescherming van uw privévermogen.

Aanhangige wet- en regelgeving

Beperking wettelijke gemeenschap van goederen
Er is voorgesteld om de algemene gemeenschap van goederen te beperken tot het vermogen dat u en uw partner opbouwen tijdens het huwelijk. Vermogen dat u elk had voor het huwelijk, giften en erfenissen die u ontvangt tijdens het huwelijk blijven privévermogen van de partner die deze vermogensbestanddelen ontvangt. Als u niet vastlegt wat uw vermogen was voordat u in het huwelijk trad of als u de tijdens het huwelijk ontvangen schenkingen en/of erfenissen niet administreert, dan wordt ervan uit gegaan dat deze goederen tot de gemeenschap behoren. U zult dan moeten bewijzen dat dit niet zo is.

Minder en korter partneralimentatie
De alimentatieduur en de hoogte van de alimentatie worden naar beneden bijgesteld. Dat staat in een initiatiefwetsvoorstel Wet herziening partneralimentatie. Strandt uw huwelijk al binnen 3 jaar, dan bestaat er geen recht op partneralimentatie. Gaat u na 3 jaar scheiden, dan is de duur van de alimentatie beperkt tot de helft van de duur van het huwelijk met een maximum van 5 jaar. Als uw kinderen echter jonger zijn dan 12 jaar of als u als alimentatieplichtige partner de AOW-gerechtigde leeftijd heeft bereikt, dan kan hiervan worden afgeweken.
De hoogte van alimentatie wordt niet meer gericht op een vergoeding voor inkomensverlies, maar meer op een vergoeding voor de achterstand op de arbeidsmarkt die is ontstaan doordat één van de partners minder inzetbaar was voor de arbeidsmarkt.

Let op
Op lopende alimentatieverplichtingen blijven de huidige regels van toepassing. De nieuwe wetgeving gaat gelden voor alimentatieverplichting die ontstaan na de inwerkingtreding van de nieuwe wet. U kunt afspraken met elkaar maken om van deze wettelijke regeling af te wijken, bijvoorbeeld bij huwelijkse voorwaarden.

Kinderalimentatie wijzigt ook
Ook de kinderalimentatie gaat waarschijnlijk wijzigen. Er ligt hiervoor een wetsvoorstel bij de Tweede Kamer. Daarin staat dat voortaan beide ouders moeten bijdragen aan de kinderalimentatie en niet alleen de meestverdienende ouder. Ook de verdeling van de zorg krijgt meer invloed op de hoogte van de alimentatie. Verder wordt voorgesteld om de alimentatieleeftijd te verlagen van 21 tot 18 jaar. Hierop wordt echter een uitzondering gemaakt voor kinderen die studeren. Voor deze kinderen loopt de alimentatieplicht door tot zij 23 jaar zijn.

Meer kans op doorstart door stille voorbereidingsfase tot aan de faillietverklaring
Als uw onderneming failliet dreigt te gaan, kunt u al vóór de faillietverklaring aan de rechter vragen wie hij zal benoemen tot curator voor het faillissement. U bereidt het faillissement dan samen met de toekomstige curator voor. Dit vergroot zowel de kans op verkoop van eventuele gezonde onderdelen tegen een zo hoog mogelijke prijs, als de kans op behoud van werkgelegenheid. Rechters passen deze handelwijze in de praktijk al veel toe zonder dat hiervoor een wettelijk kader bestaat. Dat kader komt er met het wetsvoorstel ‘Wet continuïteit onderneming I’.
Is uw onderneming failliet verklaard, dan kunt u te maken krijgen met leveranciers die niet meer willen leveren, klanten die wegblijven en werknemers die zo snel mogelijk op zoek gaan naar een andere baan. Zo kan uw bedrijf in korte tijd stil komen te liggen en daalt de waarde van uw onderneming, waardoor de kans op een doorstart kleiner wordt. De stille voorbereidingsfase tot aan de faillietverklaring moet dit effect ondervangen.